Jan Sneller: De voorvechter van de rechtsbijstandsverzekerde
Lange tijd was het niet mogelijk om – wanneer een advocaat in een procedure niet verplicht was – vergoeding van deze advocaatkosten af te dwingen bij de rechtsbijstandsverzekeraar.
De casus die dit veranderde voor rechtbijstandverzekerden
Één van die rechtbijstandverzekerden (in dit geval van verzekeraar DAS rechtsbijstand) is de heer Jan Sneller. Hij wordt ontslagen maar is het met zijn ontslag niet eens en wil het aanvechten bij de kantonrechter. Bij een kantonrechter hoef je echter niet verplicht een advocaat mee te nemen. Hij doet een beroep op zijn rechtsbijstandsverzekering bij DAS. DAS Rechtbijstand neemt de zaak in behandeling maar wil Jan Sneller bij laten staan door een van haar eigen juristen, En niet door een advocaat van zijn eigen keuze (niet op hun kosten).
De wettelijke basis voor rechtsbijstandverzekeraars
Jan Sneller is het hier niet eens. Hij vecht de beslissing van DAS Rechtsbijstand aan en beroept zich op art. 4:67 Wet op Financieel Toezicht (de Wft).
In het artikel staat vermeld dat een rechtsbijstandsverzekeraar ervoor moet zorgen dat het de rechtbijstandverzekerde vrijstaat een advocaat (…) te kiezen indien een advocaat (…) wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of een administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen.
Wat betekent dit nu voor rechtbijstand verzekerden?
Hierover verschillen de meningen. Sneller stelt dat deze bepaling inhoudt dat hij vrij is een advocaat in te schakelen op kosten van de rechtbijstandverzekering zodra er een procedure wordt gevoerd. Ongeacht of voor die procedure een advocaat wel of niet noodzakelijk is. DAS Rechtbijstand geeft echter aan dat uit die bepaling niet duidelijk is wie moet beoordelen of het inschakelen van eenadvocaatnoodzakelijk is. Dat betekent dat DAS vrij zou zijn in de verzekeringsovereenkomst te regelen dat deze beslissing bij de rechtbijstandverzekeraar (in dit geval DAS) ligt.
Vervolg
Het Hof in Amsterdam geeft DAS rechtbijstand nog gelijk en wijst de vordering van Sneller af. De rechtbank was eerder ook al van oordeel dat uit het Eschig-arrest niet kan worden geconcludeerd dat art. 4 lid 1 van de Richtlijn als zodanig moet worden geïnterpreteerd dat de rechtsbijstandverzekerde altijd recht heeft op vrije advocaatkeuze wanneer er sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure. Het Gerechtshof ging hier in mee.
De Hoge Raad denkt er anders over: rechtbijstandverzekeraars moeten gaan uitbesteden
De Hoge Raad geeft echter aan dat art. 4:67 Wft voortkomt uit een Europese richtlijn. En dus dat de uitleg van de betekenis van die richtlijn meegenomen moet worden in de beslissing. De Hoge Raad weet zelf niet zeker hoe ze dit moet toepassen en daarom stelt zij vragen aan het Europese Hof van Justitie. Het Hof van Justitie geeft Jan Sneller gelijk.
Daarvoor worden 3 redenen aangevoerd:
1. Uit de considerans volgt duidelijk dat de rechtbijstandverzekerde zelf zijn advocaat moet kunnen kiezen in gerechtelijk of administratieve procedures.
2. De richtlijn beoogt de belangen van rechtbijstandverzekerde ruim te beschermen.
3. Het recht op vrije advocaatkeuze betekent niet dat de rechtbistandverzekeraars geen beperking mogen stellen aan kosten. Dat mogen zij wel doen, maar alleen wanneer het in de praktijk niet onmogelijk wordt om een redelijke keuze te maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat de rechtbijstandverzekering de premie mag verhogen, de maximaal te vergoeden kosten mag verlagen of een eigen risico mag rekenen.
Conclusie
Ook bij een procedure bij de kantonrechter – waar een advocaat niet verlicht is – geldt dus de vrije advocaatkeuze binnen de rechtbijstandverzekering. De richtlijn heeft immers een algemene strekking, een bindend karakter en is niet afhankelijk van hoe landen procesvertegenwoordiging hebben geregeld.
Met dank aan de heer Sneller kunnen rechtbijstandverzekerden in heel Nederland nu eindelijk de rechten afdwingen die zij altijd al hadden.