Dan nog een uitspraak in het kader van de concrete invulling van het recht op vrije keuze; voor welke procedures geldt deze nou precies?
UWV procedure
De Nederlandse Hoge Raad heeft in de zaak tussen dhr. Massar en DAS Rechtsbijstand opnieuw een vraag aan het Europese Hof moeten stellen over de uitleg van de vrije advocaatkeuze binnen de rechtbijstandverzekering. Dit maal was er een onenigheid over de UWV procedure.
Administratieve procedure
De Hoge Raad was in de veronderstelling dat de UWV-procedure zoals deze in Nederland wordt gehanteerd, valt onder de administratieve procedure van art. 4 lid 1 van de Richtlijn. Er zijn echter ook argumenten, aangevoerd door DAS Rechtbijstand, om aan te nemen dat de UWV-procedure hier niet onder valt.
De vraag of deze procedure inderdaad moet worden aangemerkt als administratieve procedure en, zo ja, aan welke kenmerken in samenhang met de feiten en omstandigheden dit kan worden bepaald is daarom voorgelegd aan het Europese Hof.
Uitspraak Europese Hof
Op 7 april 2016 is hier uitspraak over gedaan.*1 Er is onderzocht of het begrip ‘administratieve procedure’ mede omvat “een procedure die ertoe leidt dat een bestuursorgaan de werkgever vergunning verleent de voor rechtsbijstand verzekerde werknemer te ontslaan”. Dus de UWV procedure zoals we die in Nederland kennen.
Het Europese Hof oordeelde als volgt: De uitleg die DAS Rechtbijstand aan het begrip geeft, waarbij dat begrip enkel gerechtelijke procedures in bestuursaangelegenheden zou omvatten, zou de door de wetgever van de Europese Unie met zoveel woorden gebruikte uitdrukking “administratieve procedure” haar betekenis ontnemen.
Kort gezegd: De UWV procedure valt volgens het Europese Hof dus ook onder de werking van art. 4 lid 1 van de Richtlijn, waardoor de vrije advocaatkeuze binnen de rechtbijstandverzekering dus nog ruimer moet worden toegepast.
[1] HvJEU 7 april 2016, ECLI:EU:C:2016:216.