Vrije advocaatkeuze

De wettelijke grondslag van de vrije advocaatkeuze

De Richtlijn Solvabiliteit II

In 2009 is de Richtlijn van de EEG vervangen door een nieuwe richtlijn van de Europese Unie; de Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (hierna: Richtlijn Solvabiliteit II).

De bepalingen uit de Richtlijn zijn overgenomen in de Richtlijn Solvabiliteit II. Het centrale recht van dit onderzoek, namelijk het recht op vrije advocaatkeuze bij rechtsbijstandsverzekeraars, is in deze nieuwe richtlijn terug te vinden in art. 201

Art. 201 lid 1

In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering wordt uitdrukkelijk bepaald dat:

  1. indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;
  2. de verzekerden vrij zijn om een advocaat of, indien zij daar de voorkeur aan geven en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om hun belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet.

Het Nederlandse recht en de vrije advocaatkeuze in de rechtsbijstandverzekering

In Nederland is het recht op vrije advocaatkeuze in de rechtsbijstandverzekering neergelegd in art. 4:67 van de Wet op het Financieel Toezicht (hierna: Wft).

Lid 1 van het artikel bepaalt dat de verzekerde recht heeft op vrije advocaatkeuze en dat dit recht ook expliciet in de overeenkomst is benoemd. Het artikel is vrij letterlijk overgenomen uit de Richtlijn Solvabiliteit II. Het recht op vrije advocaatkeuze geldt echter wel pas vanaf het moment dat de rechtsbijstandsverzekeraar besluit een procedure te starten.